BI - SO 4.1 t_m 4.3
Het skelet & bouw van botten
Het lichaam van de mens is ingedeeld in 3 delen: het hoofd, de romp en de ledematen (armen en benen). Het skelet (of geraamte) bestaat uit botten (of beenderen). Het skelet heeft 4 functies:
-
Stevigheid geven, zodat je rechtop kunt staan
-
Beweging mogelijk maken
-
Bescherming bieden aan kwetsbare organen
-
Vorm geven aan het lichaam
Botten zijn erg stevig. In de pijpbeenderen bevindt zich een mergholte. Hierin slaat het lichaam vetten op. Dit heet het geel beenmerg. In de koppen van pijpbeenderen en in platte beenderen zit rood beenmerg. In rood beenmerg ontstaan bloedcellen.
Botten bestaan voor het grootste deel uit collageen (lijmstof) en kalkzouten. De kalkzouten geven hardheid en stevigheid aan het botweefsel. Het collageen zorgt voor buigzaamheid van het botweefsel.
De afbeeldingen voor het schedel en wervelkolom staan op pagina 3.
Er zijn 2 verschillende typen weefsel in het skelet van de mens: het kraakbeenweefsel en botweefsel. Tussen de cellen in beide weefsels zit tussencelstof. In het kraakbeenweefsel liggen de cellen in groepjes bij elkaar. De tussencelstof is elastisch, waardoor kraakbeen een beetje buigzaam is. In botweefsel liggen de cellen in kringen rondom kleine kanaaltjes. Door die kanaaltjes lopen bloedvaten. De botcellen zijn aan elkaar verbonden met uitlopers. De tussencelstof van bot bestaat vooral uit kalkzouten en collageen. Daardoor is botweefsel hard en niet buigzaam.
Kraakbeenweefsel | Botweefsel |
Bij baby’s bestaat het skelet vooral uit kraakbeenweefsel, waardoor baby’s erg flexibel zijn. Tijdens de groei verandert het meeste kraakbeen in bot, ook verandert de grote hoeveelheid collageen in kalkzout. Dit laatste proces gaat nog lang door. Daarom breken botten sneller bij oudere mensen. De schedelbeenderen van een baby zitten nog niet aan elkaar vast. Tussen de botten van de schedel van een baby zitten ruimten, die gevuld zijn met bindweefsel. Deze ruimten heten fontanellen. Na ongeveer anderhalf jaar zijn de fontanellen dichtgegroeid en is tussen de botten alleen nog een naad te zien.
Beenverbindingen
Er zijn 4 soorten beenverbindingen. Het heiligbeen bestaat uit vergroeide wervels. De schedelbeenderen zitten aan elkaar vast met een naad. Tussen je ribben en borstbeen zit kraakbeen. Dit kraakbeen kan een beetje bewegen, zodat je borstkas groter kan worden bij ademhaling. Een gewricht is een verbinding tussen 2 botten. Het ene bot heeft een gewrichtskom en de andere bot heeft een gewrichtskogel. De gewrichtskogel kan bewegen in de gewrichtskom. Op de kogel en in de kom van een gewricht zit een laagje kraakbeen, zodat het bot soepel kan bewegen. De botten van het gewricht worden bij elkaar gehouden door het gewrichtskapsel. Bij sommige gewrichten zijn er ook stevige kapselbanden om het gewricht heen. De binnenkant van het gewrichtskapsel geeft gewrichtssmeer af. Deze stroperige vloeistof zorgt ervoor dat de botten soepel kunnen bewegen.
Er zijn 3 typen gewrichten. Bij een rolgewricht draait het ene bot over het andere bot. Bij het scharniergewricht kan het gewricht als een scharnier bewegen. Bij een kogelgewricht draait de gewrichtskogel van het ene bot in de gewrichtskom van het andere bot. Daardoor is beweging in verschillende richtingen mogelijk.
Begrippenlijst
Skelet | Alle botten of beenderen van een mens of dier |
---|---|
Botten / beenderen | Weefsel dat stevig is en waardoor je rechtop kunt staan |
Schedel | De botten in het hoofd |
Wervelkolom | Het deel van het skelet dat bestaat uit de halswervels, borstwervels, lendenwervels, heiligbeen en staartbeen |
Borstkas | Het deel van het skelet dat bestaat uit de ribben en het borstbeen |
Schoudergordel | Het deel van het skelet dat bestaat uit de schouderbladen en de sleutelbeenderen |
Bekken | Het deel van het skelet dat bestaat uit de heupbeenderen en het heiligbeen |
Pijpbeenderen | Botten met geel beenmerg in de mergholte en rood beenmerg in de kop |
Geel beenmerg | Beenmerg dat zich bevindt in de mergholte van pijpbeenderen |
Rood beenmerg | Beenmerg dat zich bevindt in de koppen van pijpbeenderen en in platte beenderen |
Platte beenderen | In deze boten zit rood beenmerg |
Kalkzouten | Geven stevigheid aan het botweefsel |
Collageen | Zorgt ervoor dat botweefsel een beetje buigzaam blijft |
Kraakbeenweefsel | Weefsel dat stevig en goed buigzaam is |
Botweefsel | Weefsel dat heel stevig is en een beetje buigzaam |
Fontanellen | De ruimte tussen de botten van de schedel van een baby |
Vergroeid | Twee of meer beenderen zijn tot één geheel geworden |
Naad | Een kronkelige verbinding die botten aan elkaar verbinden |
Gewricht | Een verbinding tussen twee botten, die beweging tussen botten mogelijk maakt |
Gewrichtskogel | Onderdeel van een gewricht dat draait in de gewrichtskom |
Gewrichtskom | Onderdeel van een gewricht waarin de gewrichtskogel draait |
Gewrichtskapsel | Zorgt ervoor dat de twee botten van een gewricht aan elkaar vast zitten |
Kapselbanden | Helpen om de botten op hun plaats te houden |
Gewrichtssmeer | Stroperige vloeistof waardoor botten soepel kunnen bewegen |
Kogelgewricht | Gewricht waarbij de gewrichtskogel van het ene bot draait in de gewrichtskom van het andere bot |
Rolgewricht | Gewricht waarbij het ene bot in de lengteas om het ander bot draait |
Scharniergewricht | Gewricht waarbij het ene bot als een scharnier ten opzichte van het andere bot beweegt |