Naar alle leermiddelen

GS - H4 - TW3

Lodewijk XIV

Lodewijk XIV, was een absolute heerser die zijn macht rechtvaardigde met het Droit Divin: de overtuiging dat hij door God was aangesteld. Hij stichtte een beroepsleger en schafte de rechten van de hugenoten (protestanten) af, waardoor ze werden geplunderd en gedwongen om te vluchten. Om de adel onder controle te houden liet hij hen in zijn paleis in Versailles wonen, hij liet hen bij allerlei activiteiten aanwezig zijn en hij liet degenen die te machtig waren opsluiten. Minister Colbert, de enige minister van burgerlijke afkomst, zorgde ervoor dat er staatsfabrieken kwamen waar luxeproducten werden gemaakt en de belastinginning werd verbeterd door streng toezicht te houden. De kritiek op Lodewijk nam echter toe, omdat de burgers arm waren en hij enorme schulden had achtergelaten.

De verlichting

Koning Lodewijk XV vond het verzamelen van kennis in een encyclopedie belangrijk, maar hij was niet tevreden over de inhoud, dus liet hij het boek verbieden en de maker, Denis Diderot, oppakken. De Verlichting zorgde voor rationeel denken over sociale, politieke en religieuze problemen. John Locke bedacht de natuurwetten: iedereen wordt geboren met het recht tot leven, bezit en vrijheid. Montesquieu bedacht de driemachtenleer (trias politica of scheiding der machten), waarbij macht gescheiden moet zijn in de wetgevende (maakt wetten), rechtsprekende (deelt straffen uit) en uitvoerende macht (zorgt dat de wetten worden nageleefd). Rousseau bedacht het sociale contract, waarbij het volk het bestuur controleert. Verlichtingsideeën waren verboden, maar werden toch in salons en cafés stiekem besproken.

Het oude bewind

Het Ancien Régime (oude bewind) was de periode voor de Franse Revolutie waarin de koning het hoogste gezag had. Er was een verdeling in 3 standen. De eerste stand zijn de geestelijken: de personen met een functie binnen de katholieke kerk. De tweede stand is de adel: de personen met een adellijke titel, zoals baron. Ze bezaten vaak veel land, maar betaalden amper belasting, want ze vonden zelf dat hun functies binnen het leger genoeg was. De derde stand, de burgers, vormden de overgrote meerderheid van de bevolking en waren ontevreden omdat ze minder rechten hadden dan de andere standen en zware belastingen moesten betalen. De boeren, die het grootste deel van de bevolking vormden, moesten veel belasting en pacht, vaak in de vorm van een deel van de oogst, betalen aan rijke landeigenaren.

Deze belastingen werden opgelegd door de koning, adel en geestelijkheid, die de helft van de grond bezaten. In 1788 was koning Lodewijk XVI van Frankrijk in paniek vanwege de enorme staatsschuld die hij had geërfd. Hij en zijn vrouw Marie-Antoinette werden openlijk bekritiseerd vanwege hun gebrek aan bezuiniging. De koning riep de Staten-Generaal bijeen om de belastingen te herzien en klachten te verzamelen van alle standen. Dit leidde tot uitgebreide discussies en een klachtenboek: het Cahier des Doléances. De situatie werd nog verergerd door slechte oogsten en hongersnood. Op 4 mei 1789 kwamen de Staten-Generaal bijeen in Versailles.

Soorten oorzaken en gevolgen

Een oorzaak geeft aan waardoor iets gebeurt. Een gevolg geeft aan wat er door de oorzaak gebeurt. Er zijn 3 soorten oorzaken en gevolgen die je gebruikt bij geschiedenis:

  1. Sociaal-economische oorzaken en gevolgen gaan over middelen van bestaan, geld, landbouw, handel en werkgelegenheid, zoals een hongersnood.

  2. Politiek-bestuurlijke oorzaken en gevolgen gaan over de verdeling van een macht en de totstandkoming van beslissingen, zoals het worden van een republiek.

  3. Cultureel-mentale oorzaken en gevolgen gaan over hoe mensen leven en cultuur, zoals een verandering in het geloof.

De revolutie

In 1789 riep de koning de Staten-Generaal bijeen, om de problemen van Frankrijk te bespreken: honger, oorlog en geld. De derde stand was het niet eens met het systeem van de Staten-Generaal, want ze hadden maar 1 stem, en de andere standen samen 2 stemmen. Daarom besloot de derde stand zichzelf uit te roepen tot Nationale Vergadering. De afgevaardigden, die nu op een kaatsbaan overlegden, zwoeren een plechtige eed: ze gingen pas weg als Frankrijk een grondwet zou hebben. Veel geestelijken en adellijken sloten zich aan bij de Nationale Vergadering.

Omdat de koning bang was voor een revolutie, liet hij Parijs omsingelen. De hongerige burgers waren het hier niet mee eens, en gingen over tot bestorming van de Bastille: een gevangenis voor verlichte denkers. Ook mensen buiten Parijs kwamen in opstand: rijke landhuizen en kloosters werden geplunderd, en eigendomspapieren werden verscheurd en verbrand.

In augustus werd door de Nationale Vergadering de ‘Verklaring van de Rechten van de Mens en van de Burger’ opgesteld. Hierin stond onder andere dat iedereen voor de wet gelijk werd en dat de rijken meer belasting moesten betalen dan de armen. Ook werden de voorrechten van de eerste en tweede stand opgeheven, waardoor er geen standen meer waren. De koning ondertekende deze verklaring.

In 1789-1791 werd een grondwet opgesteld die de rechten van de mens en de burger beschreef. De koning twijfelde of hij deze wet moest ondertekenen, omdat het zijn macht beperkte. Hij probeerde te vluchten, maar werd ontdekt, en gedwongen op om terug te keren. Hij ondertekende uiteindelijk in september 1791 de grondwet. Dit maakte van Frankrijk een constitutionele monarchie, waarin de koning weinig macht had en er een gekozen parlement was. Maar slechts 15% van de bevolking voldeed aan de stemvoorwaarden en vrouwen werden uitgesloten van de politiek. Protesten van vrouwen hielpen niet en ze konden alleen vanaf de tribune of via demonstraties hun stem laten horen. De kritiek van de radicalen wedt steeds luider, want het nieuwe bestuur had het leger niet onder controle, en er was nog steeds te weinig geld.

Frankrijk begon in 1792 een oorlog tegen Oostenrijk. In het begin leed het nieuwe Franse leger de ene na de andere nederlaag. De koning en koningin werden afgezet en onthoofd, omdat ze veel fout hadden gedaan in de oorlog. Deze onthoofdingen leidde tot verdere verdeeldheid in de samenleving. Frankrijk was nu een republiek. De radicale Jacobijnen ontwikkelden zich tot de meest fanatieke groep, die de revolutionaire ideeën wilde verspreiden en afrekende met politieke tegenstanders. Onder leiding van Robespierre brak de tijd aan van de Terreur, waarbij veel mensen zonder eerlijk proces werden geëxecuteerd. De Jacobijnen vonden dat iedereen die tegen hen was hun vijand was, en dat het afgelopen moest zijn met de kerk. Uiteindelijk kwam er een einde aan de Terreur toen Robespierre zelf werd onthoofd, omdat hij zelfs zijn eigen partijgenoten liet oppakken.

De meeste Fransen waren alsnog trots op de revolutie, en ze bleven oorlog voeren. Het leger werd beter georganiseerd, en er kwam een soort dienstplicht.

Napoleon

Tijdens de revolutie greep Napoleon Bonaparte, afkomstig van het eiland Corsica, de kans om hogerop te komen en gebruik te maken van de nieuwe regel dat kundigheid bepaalt of je carrière kunt maken of niet. Na enkele successen op het slagveld greep hij de macht in 1799 en liet hij een nieuwe grondwet opstellen.

Napoleon creëerde de Code Napoléon om de wetten en straffen in heel Frankrijk gelijk te maken. Hij centraliseerde het bestuur van Frankrijk, verbeterde het onderwijs en hij schafte de standenmaatschappij en de horigheid af in de gebieden die hij veroverde. In 1804 kroonde hij zichzelf tot keizer en voerde hij censuur in. Ondanks de voortdurende oorlogen, bleef hij populair door zijn militaire successen en de nieuwe dienstplicht.

Napoleon wilde Engeland veroveren vanwege de koloniën en industrie, maar durfde de overtocht niet aan. In 1806 voerde hij het Continentaal Stelsel in om Engeland uit te putten door alle handel vanaf het Europese continent te verbieden. Rusland hield zich niet aan het verbod en dit leidde tot een aanval van Napoleon in 1812 met een leger van ruim 400.000 soldaten. De Russen voerden onverwachte aanvallen uit en pasten de tactiek van de verschroeide aarde toe: ze verwoeste alles wat de Franse soldaten konden gebruiken. Napoleon liet zijn soldaten in de steek en slechts tussen de 10.000 en 40.000 soldaten keerden terug na de winter, omdat ze daar totaal niet voorbereid voor waren. In 1813 werd Napoleon bij Leipzig verslagen door een leger van Russische, Oostenrijkse en Pruisische troepen. Hij werd verbannen naar Elba voor de kust van Italië.

Napoleon bleef in Frankrijk populair, ondanks zijn verbanning naar Elba. 1 jaar later ontsnapte hij en het lukte hem weer een groot Frans leger op te richten. De leiders van Engeland, Nederland en Pruisen verzamelden hun legers in de Zuidelijke Nederlanden en versloegen Napoleon definitief bij Waterloo, in de buurt van Brussel. Napoleon werd verbannen naar het afgelegen eiland St. Helena in de Atlantische Oceaan, waar hij zijn memoires schreef. Hij zag zijn grootste overwinning in het invoeren van de Code Napoléon, die volgens hem de echte erfenis van de Franse Revolutie was. Hij wilde zijn verlies bij Waterloo liever vergeten. Na de definitieve verbanning van Napoleon keerde Lodewijk XVIII terug naar Frankrijk als koning. De bestuurlijke en maatschappelijke verhoudingen van voor de Franse Revolutie kwamen echter niet meer terug. De grondwetten van de meeste Europese landen beperkten de macht van de vorst en maakten alle mensen gelijk voor de wet, maar dit lukte niet altijd.

Leeroverzicht kernpunten

Kenmerkende aspecten

  1. Absolutisme

Enkele vorsten trokken de macht naar zich toe. Vooral de Franse koning Lodewijk XIV slaagde daar goed in.

  1. De verlichting

De invloed van de kerk nam af, en mensen, voornamelijk verlichtingsfilosofen, ontwikkelden ideeën over de samenleving, de politiek en religie.

  1. Democratische Revoluties

Minder acceptatie van absolutisme, het ontstaan van opstanden en grondwetten.

Jaartallen

Rijd van regenten en vorsten: 1600-1700

Begrippen

Absolutisme Manier van regeren waarbij de vorst alle macht in handen heeft omdat God hem al die macht gegeven zou hebben.
Ancien Régime De maatschappelijke orde van voor de Franse Revolutie, die gekenmerkt wordt door feodaliteit, horigheid en het streven van vorsten naar absolute macht.
Code Napoléon Het wetboek dat Napoleon liet opstellen en waarin gelijkheid voor de wet was opgenomen. De Code Napoléon vormt nog steeds de basis van het burgerlijk wetboek in veel Europese landen.
Constitutionele Monarchie Koninkrijk met een grondwet waarin de koning nog maar weinig te zeggen heeft.
Continentaal Stelsel Regeling van Napoleon die alle handel met Engeland vanaf het Europese continent verbood.
Droit Divin Het ‘goddelijk recht’, het idee dat de koning door God is aangesteld om over zijn onderdanen te regeren en alleen verantwoording schuldig is aan God.
Franse Revolutie De gewelddadige omverwerping van het oude bestuur in Frankrijk.
Gematigden Mensen die na afloop van de Franse Revolutie tevreden waren over wat er bereikt was. Vaak rijkere burgers die stemrecht en invloed hadden gekregen.
Grondwet Een wet waarin wordt vastgelegd hoe het bestuur van een land is geregeld en waarin de grondrechten van de burgers zijn opgenomen.
Jacobijnen Radicale groepering tijdens de Franse revolutie die onder leiding stond van Maximilien de Robespierre. Zij streefden naar meer eenheid in Frankrijk en zoveel mogelijk gelijkheid en waren verantwoordelijk voor de Terreur.
Nationale Vergadering Het parlement van Frankrijk tijdens de Franse Revolutie dat de standenmaatschappij afschafte en dat de eerste grondwet opstelde waarin de macht van de koning werd beperkt.
Radicalen Mensen die na afloop van de Franse Revolutie ontevreden waren over wat er bereikt was. Vaak armere burgers die niet mochten stemmen.
Standenmaatschappij Samenleving die verdeeld is in sociale lagen, waarbij sommige standen veel meer rechten hebben dan andere standen.
Terreur Periode waarin, onder leiding van Robespierre, gematigde mensen massaal onthoofd werden met de guillotine. De Terreur eindigde in 1794 met de onthoofding van Robespierre zelf.
Trias Politica Politiek systeem, bedacht door de filosoof Montesquieu, waarin drie machten worden onderscheiden: de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht. De drie machten moeten gescheiden blijven.
Verklaring van de Rechten van de Mens en van de Burger Verklaring die tijdens de Franse Revolutie is opgesteld en waarin de grondrechten van de mens zijn verwerkt. Latere grondwetten en ook de moderne ‘Verklaring van de Rechten van de Mens’ zijn hierop gebaseerd.
Verlichting Een denkstroming uit de 18e eeuw die het gebruik van het eigen verstand centraal stelde. Door meer kennis te verwerven is een betere samenleving te realiseren.