Naar alle leermiddelen

GS - H5 - TW4

Grote veranderingen in Engeland

In Frankrijk bemoeide de adel zich niet met het boerenwerk. De Engelse adel deed dit wel, wat zorgde voor een beter landbouwsysteem dan in Frankrijk. Jethro Tull bouwde een zaaimachine voor de landbouw, wat zorgde voor 8 keer hogere oogst. Het akkerland van Engeland bestond toen vooral uit open fields, waar elke boer enkele stroken grond had voor eigen gebruik. Rond 1700 waren er veel common fields, waar mensen eten verbouwden. Dit veranderde met de enclosure acts: de common fields werden door de adel gekocht, zodat ze de opbrengst konden verhogen.

De agrarische productie in de 18e eeuw steeg snel, doordat adellijke ondernemers experimenteerden met nieuwe gewassen, fokmethodes en door mechanisatie (zoals de machine van Tull). Dit is de agrarische revolutie. Graan werd afgewisseld met voedergewassen, waardoor de vruchtbaarheid van de grond herstelde en er meer vee gehouden kon worden. In Engeland werd gewerkt aan het verbeteren van landwegen en het aanleggen van kanalen voor het transport van land- en tuinbouwproducten. Tolwegen werden geïntroduceerd, waarvan de opbrengsten werden gebruikt voor het onderhoud.

Door de agrarische en transportrevolutie, verbeteringen in de medische zorg en toenemende aandacht voor hygiëne, groeide de bevolking in Engeland tussen 1750 en 1850 van 6 naar 18 miljoen inwoners: een demografische revolutie.

Fabrieken op stoomkracht

In de 17e begonnen boeren ook huisnijverheid uit te voeren: het thuis verwerken van grondstoffen. Hieronder zie je een overzicht van belangrijke uitvindingen uit die tijd:

Uitvinding Uitvinder Gevolg/doel
Schietspoel John Kay Versnelde het weven
Spinning Jenny James Hargreaves Verbeterde het maken van garen (touw)
Water Frame Richard Arkwright Koppelt spinmachine aan waterkracht, waardoor de eerste fabrieken ontstonden, want mensen konden niet meer thuis werken
Eerste stoommachine Thomas Newcomen Voor het leegpompen van mijnen
Verbeterde stoommachine James Watt Transformeerde een op-en-neer beweging, naar een draaiende.

Arbeid tijdens de revolutie

Het werk in de fabrieken was gevaarkijk. Mensen werkten 12 uur per dag. Voor kinderen, die ook moesten werken, was dit een groot probleem, want het zat hun opvoeding in de weg. Er was namelijk te weinig voedsel, slaap en energie. De fabrikanten verbeterden de omstandigheden niet, maar deelden juist zwaardere straffen uit. Fabrieken werden gebouwd bij rivieren (voor waterkracht), en er ontstonden dus snel nieuwe steden: urbanisatie. Deze industriesteden waren enorm vervuild:

Fabrikanten willen zoveel mogelijk winst maken. Ze kunnen in die tijd het meest besparen op lonen. Hierdoor kwamen veel arbeiders niet rond. Er was een overschot aan arbeid.

Modern imperialisme

Het Verenigd Koninkrijk was in de 19e eeuw het machtigste rijk, met 1,6% van de wereldbevolking en bijna 50% van de wereldwijde productie. Londen was het financiële centrum en het VK stond bekend als de “werkplaats van de wereld”. Het moderne imperialisme zorgde voor koloniën in Afrika en Azië, die dienden als afzetgebieden en bronnen van grondstoffen. Andere Europese landen, zoals Frankrijk, Duitsland, Italië en België, verdeelden Afrika tijdens de Conferentie van Berlijn in 1884-1885, wat spanningen veroorzaakte. Europeanen beschouwden zichzelf als superieur aan Afrikanen en wilden hun cultuur en religie naar Afrika brengen, inclusief Nederland. Nederlandse missionarissen, zowel katholieken als protestanten, werkten wereldwijd, inclusief Afrika, Azië en Amerika, en verspreidden de westerse beschaving. Er waren 67 zusterordes die betrokken waren bij missiewerk, waaronder onderwijs, gezondheidszorg en hulpverlening.