MU - Akko. + Mu en Mtsh. - TW1
Akkoorden
Een akkoord is een samenklank van drie of meer tonen. Akkoorden kun je gebruiken om een melodie te begeleiden of om meerstemmig te kunnen zingen of spelen. Akkoorden worden gespeeld op een instrument dat meerdere noten tegelijkertijd kan laten klinken of door zang.
Een akkoord kan worden genoteerd in notenschrift of door middel van een akkoordsymbool. De letter C is bijvoorbeeld het akkoordsymbool voor het C-akkoord.
Er zijn verschillende soorten akkoorden, waaronder majeur- en mineurakkoorden. En mineurakkoord kun je herkennen aan een kleine letter of een kleine m. Staat er niets, dan is het een majeurakkoord. Een majeurakkoord klinkt vaak vrolijker dan een mineurakkoord.
Akkoorden kunnen eenvoudig worden genoteerd in een akkoordenschema: een schema dat bestaat uit een opeenvolging van akkoorden of akkoordsymbolen.
De tonen van een akkoord kunnen tegelijkertijd of na elkaar klinken. Wanneer de tonen na elkaar worden gespeeld (in plaats van tegelijk), dan heet dit een gebroken akkoord. Wanneer dit akkoord uit drie tonen bestaat, heet een gebroken akkoord ook wel een gebroken drieklank.
Een akkoord kan in de grondligging gespeeld worden. De grondtoon is dan de laagste noot van het akkoord. Een akkoord kan ook in een omkering gespeeld worden. Er ligt dan steeds een andere noot uit het akkoord onderin. In welke omkering een akkoord ook wordt gespeeld, het blijft hetzelfde akkoord.
Muziek en Maatschappij
Door muzikale middelen kan je muziek vormgeven. Hieronder zie je een aantal muzikale middelen waarmee je herhaling, variatie en contrast kan aanbrengen.
- Ritme (lang en kort)
Ritme is de opeenvolging van verschillende notenwaarden: lange noten, korten noten en rusten. Het ritmes kunnen snel en langzaam worden gespeeld
-
Toonhoogte (hoog en laag)
Met hoge en lage tonen kan een melodie gemaakt worden. -
Tempo (snel en langzaam)
Het tempo toont hoe snel de muziek gaat. Snelle muziek heeft een hoog tempo en langzame muziek heeft een laag tempo. Een tempoaanduiding laat zien hoe snel de muziek gespeeld moet worden. Hiervoor kun je ook de woorden adiago, andante of allegro gebruiken.
Een metronoom is een apparaat (of app) dat het tempo aangeeft. Het tempo wordt aangeduid in beats per minute (bpm). Tijdens een compositie kan het tempo veranderen. Dit wordt aangegeven met accelerando (sneller spelen) en ritenuto (langzamer spelen).
-
Dynamiek (hard en zacht)
Muziek kan hard of zacht klinken. Hard en zacht in de muziek heet dynamiek (toonsterkte). In muziek worden dynamische tekens gebruikt om aan te geven of iets hard of zacht gespeeld moet worden. Om aan te geven dat muziek geleidelijk harder of zachter gespeeld moet worden, wordt overgangsdynamiek gebruikt. Dit wordt in de muziek aangegeven met een crescendo (harder worden) of een decrescendo (zachter worden) teken. -
Instrumentatie (bezetting)
-
Instrumentaal en vocaal
Instrumentale muziek wordt uitgevoerd zonder zang, met alleen instrumenten. Bij vocale muziek ligt de nadruk op de zang, eventueel met begeleiding van instrumenten. Als muziek a capella wordt uitgevoerd hoor je alleen zang, zonder instrumentale begeleiding.
- Eenstemmig, unisono en meerstemmig
Muziek is eenstemmig wanneer er 1 melodie gezongen of gespeeld wordt. Als meerdere personen dezelfde melodie uitvoeren heet die unisono. Bij meerstemmige muziek klinken er meerdere toonhoogtes tegelijk. Muziek kan tweestemmig, driestemmig, enz. zijn.
- Legato en staccato
Een noot kan worden vloeiend samen worden gespeeld met andere noten: er is een overgang tussen de noten en het is een vloeiend geheel. Dit noem je legato en wordt vaak aangegeven met een boog onder de noten. Noten kunnen ook los van elkaar gespeeld worden. Dit heet staccato en wordt aangegeven met een punt onder de noot.
- Akoestisch, unplugged en elektronisch
Elektronische instrumenten hebben een versterker nodig om het geluid goed hoorbaar te maken. Akoestische instrumenten hebben dit niet nodig, zij hebben bijvoorbeeld een klankkast waardoor het geluid versterkt wordt. Wanneer muziek unplugged wordt uitgevoerd, worden de meeste instrumenten niet versterkt. Er wordt akoestisch gespeeld.
- Tutti en solo
Tijdens een uitvoering van een orkest speelt er soms een solist mee. De solist staat of zit voor het orkest. Wanneer het orkest en de solist samen spelen, heet dit tutti. Bij een solo speelt de solist alleen of wordt hij begeleid door (een deel van) het orkest.
- Speeltechnieken
Speeltechnieken zijn de verschillende manieren waarop verschillende instrumenten bespeeld kunnen worden. Op strijkinstrumenten, zoals de viool of de cello, worden de snaren vaak aangestreken (strijken) met een strijkstok. Bij pizzicato worden de snaren getokkeld met de vingers. Op een gitaar kunnen de snaren aangeslagen of getokkeld worden. Op een basgitaar kan, naast het aanslaan van de snaren, ook met de duim op de snaren geslagen worden. Dit heet slappen.
Muziekfuncties
Muziek kan veel functies hebben.
-
Dansmuziek
-
Filmmuziek
-
Achtergrondmuziek
-
Muziek als therapie
-
Religieuze muziek
Door middel van religieuze muziek wordt een geloof beleefd, verspreid of uitgelegd.
- Wereldlijke muziek
Wereldlijke muziek is alle niet-religieuze muziek. Hieronder valt bijvoorbeeld volksmuziek.
- Muziek en handelswaar
Sommige muziek wordt gemaakt om er geld mee te verdienen. Deze commerciële muziek heeft vaak een herkenbaar refrein dat goed mee te zingen is of een herkenbaar motief in de begeleiding.
- Reclamemuziek
Betekenis en beleving
De betekenis van muziek wordt overgebracht door middel van de muzikale middelen. De tekst of sfeer van een song of compositie kan bijvoorbeeld versterkt worden door het ritme en de melodie. De begeleiding kan neutraal zijn, de sfeer van de tekst versterken of juist een contrast vormen met de betekenis van de muziek. De betekenis van muziek heeft vaak ook te maken met de functie van de muziek: religieuze muziek heeft bijvoorbeeld een andere betekenis dan reclamemuziek. De betekenis van muziek kan universeel, maar ook heel persoonlijk zijn. Dezelfde song kan voor de één een herinnering oproepen aan een speciaal moment en is voor de ander gewoon een song die op de radio voorbijkomt. Terwijl de één vooral ontspant door te dansen op stevige dansmuziek, luistert de ander liever alleen naar rustige songs. Iedereen beleeft muziek anders en heeft een eigen muzikale voorkeur. Jouw voorkeur kan worden beïnvloed door bijvoorbeeld je vrienden, de muzieksmaak die je van huis uit hebt meegekregen of het land waar je woont of vandaan komt. Als je een song of compositie luistert, ervaar je die muziek vanuit je eigen muzikale smaak. Die ervaring kun je onderbouwen door te verwijzen naar de muzikale middelen, de functie en de betekenis van de muziek.