NE - H3&H4 Lezen - TW2
Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea’s samen. Deze samenhang noem je het tekstverband. Dit kun je soms herkennen aan signaalwoorden.
Tekstverband | Signaalwoord | Voorbeeld |
---|---|---|
Bij een doel-middelverband wordt aangegeven welk middel wordt gebruikt om een doel te behalen. | aan de hand van, zodat, om te, door middel van, met, met behulp van, middels, opdat | Aan de hand van deze tekst, ga ik beter leren voor de toets. |
Een samenvattend verband geeft een verkortte weergaven van de tekst. | kortom, samengevat, met andere woorden, al met al | Dit boek is erg spannend en leuk geschreven, want de personages zijn erg grappig. Kortom is dit boek dus geweldig. |
Een voorwaardelijk verband toont aan welke voorwaarden moet worden voldaan. | als (… dan), indien, tenzij, wanneer, mits | We gaan morgen naar de Efteling, indien het niet regent. |
Een toegevend verband toont een andere kant van de zaak. | ook al, zij het (dat), weliswaar, (al) hoewel, ofschoon, desondanks, niettemin | Hoewel hij spruiten niet lekker vind, at hij zijn hele bord op. |
Een concluderend verband geeft een conclusie van eerder genoemde informatie uit de tekst. | dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al, het blijkt dat, dan ook | Bram is ziek, daarom blijft hij vandaag thuis. |
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vind. | omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, vanwege | Mick is zenuwachtig, want hij heeft vanmiddag een spreekbeurt. |
Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets is gebeurd, zonder dat iemand daar invloed op heeft. | doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij, door te | Omdat het zo koud is buiten, konden wij gisteren schaatsen. |
Een vergelijkend verband maakt iets duidelijk op basis van een verschil of overeenkomst. | in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met | Ben kan sneller rennen dan Joep. |
Een chronologisch verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde. | vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort; ook jaartallen en data | Nadat ik een broodje kocht, ging ik de les in. |
Een opsommend verband noemt dingen achter elkaar. | ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet aleen … (maar) ook; opsommingstekens | Sjoerd doet echt onaardig: hij scheldt mij uit, hij slaat mij en bovendien negeert hij mij. |
Een tegenstellend verband noemt tegenovergestelde dingen. | maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks, aan de ene kant … aan de andere kant | Aan de ene kant vind ik dat idee erg leuk, maar aan de andere kant is het wel een beetje duur. |
Een toelichtend verband geeft extra informatie. | bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan | Er zijn veel verschillende valuta’s, zoals de euro en de dollar. |
Feiten en meningen
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of niet waar is. Een mening of standpunt is wat iemand van iets vind. Een mening herken je vaak aan de signaalwoorden ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens. Als je een mening wilt bekrachtigen geef je een argument. Een argument herken je aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk en immers.