AK - 2.1&2.2
Het begin van leven
Toen de aarde ca. 4,5 miljard jaar geleden ontstond, was het een gloeiend hete bol. Na het afkoelen van de aarde ontstonden er bacteriën die CO2 omzetten in zuurstof. Doordat er ook water ontstond, konden de eerste levensvormen ontstaan. Eerst waren dit weekdieren, toen schelpdieren, vissen, landplanten en uiteindelijk ook zoogdieren. Deze gebeurtenissen zijn opgedeeld in periodes:
-
In het precambrium verschenen continenten. Er was alleen leven onder water mogelijk, maar aan het einde ook aan het aardoppervlak.
-
In het paleozoïcum vormden de continenten het supercontinent Pangea. In dit tijdperk kwamen er steeds meer organismen (voornamelijk trilobieten)
-
In het mesozoïcum veranderde de planten- en dierenwereld flink. Ook ontstonden de huidige continenten. De meest voorkomende dieren waren dinosauriërs.
-
Het kenozoïcum is het tijdperk waar we nu in leven.
Aan het einde van het mesozoïcum tijdperk was er een massa-extinctie. Bij een massa-extinctie sterven in 1 keer veel planten en dieren uit.
Gesteentes
Fossielen kunnen aangeven hoe oud een bepaalde bodemlaag is, en hoe de aarde er vroeger uit zag. Gidsfossielen zijn fossielen van een soort die maar kort leefde, en in een klein gebied. Hierdoor kun je de absolute ouderdom (precieze ouderdom) vaststellen.
Van een fossiel blijven alleen de harde delen over. Deze delen worden verdrukt door verschillende bodemlagen. Een fossiel kan door endogene krachten weer (deels) omhoog komen.
Er zijn 3 soorten gesteenten: metamorf gesteente is ontstaan door hoge druk, zoals marmer. Stollingsgesteente is ontstaan door vulkanische activiteit. Sedimentgesteente is opgebouwd uit laagjes. De onderste laag is dan de oudste. Met sedimentgesteente kun je makkelijk de relatieve ouderdom (ouderdom tegenover elkaar) vaststellen.