Naar alle leermiddelen

AK - H1 + 5.1 + 5.2 - TW1

Grote economische veranderingen

De productie in westerse landen daalt: deze verschuift naar BRICS-landen (Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika). Westerse bedrijven verhuizen daarheen vanwege lagere lonen, groeiende afzetmarkten (meer manieren om producten te verkopen) en een stijgende koopkracht. Deze Global Shift verschuift het kerngebied van de wereldeconomie en zorgt voor een multipolaire wereldeconomie, waarbij er meerdere kerngebieden zijn. Door bedrijfsverplaatsingen wordt de productieketen opgedeeld tussen de kerngebieden, wat leidt tot meer wereldhandel. Producten worden sneller geleverd en er is betere communicatie, waardoor het onnodig is om grote voorraden aan te leggen: producten worden just-in-time geleverd. De WTO (Wereldhandelsorganisatie) vermindert heffingen en handelsgrenzen. Dit kan wel een handelsoorlog veroorzaken: waarbij landen elkaars producten zwaarder belasten, om buitenlandse concurrentie te voorkomen.

Door de groeiende wereldeconomie versnelt de globalisering: gebieden worden steeds meer verbonden.

De ontwikkelingen van de wereldeconomie

In de 16e eeuw werden Europese koloniën gebruikt voor handelskolonialisme: de koloniën werden gebruikt om grondstoffen te importeren. Tussen 1800 en 1950 werden de koloniën vooral gebruikt voor het industrieel kolonialisme: de koloniën werden gebruikt om grondstoffen te importeren en om producten te verkopen. Na de Tweede Wereldoorlog werden veel koloniën zelfstandig (dekolonisatie). Tijdens de Koude Oorlog vormen zich 3 blokken in de wereld: het westerse blok, het communistische blok, en de ontwikkelingslanden. Handel gebeurt dan voornamelijk in het blok.

Na de Koude Oorlog komt er een vrijemarkteconomie, waarbij ondernemers vrij zijn om te handelen. Bij een vrijhandel worden handelsgrenzen zoveel mogelijk weggenomen, waardoor landen zich kunnen specialiseren, en grote bedrijven kunnen groeien.

Verschillen in de wereld

Er zijn verschillende oorzaken waarom landen arm of rijk zijn:

Verschillen in Europa

Na 1990 komen arbeidsintensieve bedrijven in Europa in de problemen, want ze moeten concurreren met de lagelonenlanden. In Europa moeten veel gebieden dus herstructureren: ombouwen naar een nieuwe economische basis.

Het Duitse Ruhrgebied heeft veel te maken met de-industrialisatie, want er is steeds minder vraag naar steenkool en staal, en er is meer concurrentie uit de lagelonenlanden. De herstructurering in dit gebied is gefocust op het bouwen van een hoogwaardige dienstenregio.

Ook in Zuid-Duitsland zie je economische ontwikkelingen: er is nu een kapitaalintensieve industrie, met veel export naar het buitenland. Zuid-Duitsland heeft ook een agglomeratievoordeel: want er zitten veel gebieden bij elkaar in de buurt.

Verschillen in Nederland

Nederland heeft een open economie, en een hoge score op de globaliseringsindex (de mate van globalisering). Ook in Nederland zijn er economische verschillen, want de Randstad en Brainport Eindhoven (grote kenniseconomie) ontwikkelen veel, terwijl Oost-Groningen achterblijft. Dit komt door outsourcing: het verplaatsen naar lagelonenlanden.

De regio Eindhoven is een brainport, want er is een grote kenniseconomie door een hoogopgeleide arbeidsmarkt, goede bereikbaarheid en ondersteunende bedrijven.

Oost-Groningen is erg arm, ondanks het regionaal ontwikkelingsbeleid (extra geld), want veel jonge mensen verhuizen, waardoor veel faciliteiten moeten sluiten. Ook is veel industrie weggegaan.

Waarom migreren mensen?

Het grootste deel van de wereldwijde migratie is binnenlandse migratie. Een kleiner deel is buitenlandse migratie: emigranten (waar ze weggaan) en immigranten (waar ze zich vestigen). Mensen migreren voor verschillende redenen:

  1. Arbeidsmigranten: mensen die verhuizen voor beter werk.

  2. Internationale studenten: studenten die in een ander land gaan studeren.

  3. Vluchtelingen/asielzoekers: mensen die vluchten voor oorlog.

  4. Gezinsmigranten: mensen die migreren voor gezinshereniging of gezinsvorming.

  5. Natuurrampvluchtelingen: mensen die migreren voor natuurrampen.

Kettingmigratie kan gestarte migratie vergroten, waardoor er meer migratie komt. Hierbij spelen migratienetwerken een rol, want migranten houden vaak contact met mensen in het thuisland.

Kunnen en willen

Mensen hebben aspiraties en mogelijkheden nodig om te kunnen migreren: ze moeten het willen, en ze moeten het kunnen. In de grafiek zie je hoe de aspiraties en mogelijkheden zich ontwikkelen als de welvaart groeit. In het begin willen mensen niet migreren, omdat ze dat niet kunnen en vaak niet weten dat het mogelijk is. Als de welvaart toeneemt, ontstaat er interesse in migratie, maar veel mensen hebben niet genoeg geld en beperkte mogelijkheden. Er komt een migratiepiek wanneer er wel mogelijkheden zijn, en daarna neemt migratie af omdat de situatie in het thuisland verbetert, maar de mogelijkheden blijven er wel. Er kan ook retourmigratie ontstaan, als mensen terugkeren naar hun thuisland.

Gevolgen voor herkomstgebieden

Migratie heeft veel gevolgen voor de herkomstgebieden van migranten:

  1. De bevolkingssamenstelling veranderd.

  2. Er worden geldzendingen gedaan naar herkomstgebieden (waar mensen afhankelijk van kunnen worden)

  3. De inkomensverschillen groeien.

  4. Tekort aan arbeiders.

  5. Er komen nog meer aspiraties om te migreren.

  6. Veel culturele veranderingen.

  7. Het sociale aanzien (sociale stratificatie) veranderd.

  8. Er komen minder hoogopgeleiden (braindrain), of juist meer hoogopgeleiden (braingain).