EC - H5
Activa en passiva
Alle schulden en bezittingen van een bedrijf kun je zien op de balans. Een balans heeft 2 kanten: bezittingen (of debet/activa) aan de linkerkant, en alle schulden (of credit/passiva) aan de rechterkant.
De totale bezittingen zijn altijd hetzelfde als de totale schulden. In de figuur zie je alle onderdelen van een balans.
De vaste activa zijn bezittingen die langer dan 1 jaar meegaan, zoals een pand, bedrijfswagen of de inventaris (alle producten nodig om je bedrijf te laten functioneren, zoals machines).
De vlottende activa gaan korter dan 1 jaar mee, zoals de voorraad aan goederen, en debiteuren, klanten die al wel hebben gekocht, maar nog niet betaald.
Het kort vreemd vermogen zijn leningen die korter dan 1 jaar meegaan, en onderhandse leningen (zoals van familie). Ook crediteuren: mensen die het product al wel ontvangen hebben, maar nog niet betaald.
Bedrijfstypes
Een eenmanszaak is een bedrijf met 1 eigenaar. Bij een vennootschap onder firma zijn er meerdere eigen vermogens, omdat er meerdere ondernemers samenwerken. Bij een besloten of naamloze vennootschap is er geen eigen vermogen, maar een aandelenvermogen. Dividend is het bedrag dat je als aandeelhouder ontvangt als er winst wordt gemaakt.
Solvabiliteit en liquiditeit
De solvabiliteit laat zien hoeveel procent van de totale schulden het eigen vermogen is. Als deze hoger is dan 50%, dan kan de onderneming alle schulden betalen met het eigen vermogen. De onderneming is dan solvabel. De liquiditeit laat zien of een bedrijf de korte schulden kan betalen. Als de liquiditeit boven de 100% is, dan kan het bedrijf alle kortlopende schulden betalen.
Kosten
De bedrijfskosten zijn de kosten die gemaakt moeten worden om omzet te kunnen maken. De inkoopwaarde van de omzet zijn is het bedrag waarvoor de goederen zijn ingekocht.
De vaste kosten zijn de kosten die niet afhangen van de omzet, zoals de huur van een pand. De variabele kosten veranderen wel als de omzet veranderd, zoals verpakkingskosten.
De loonkosten zijn kosten voor het salaris van personeel. De huisvestingskosten zijn kosten voor huur, gas, water en elektriciteit. De verkoopkosten zijn kosten voor de verkoop van diensten en producten, zoals reclamekosten en verzendkosten. De rentekosten zijn kosten voor het betalen van rente.
De afschrijvingskosten zijn kosten die een onderneming maakt, doordat producten na loop van tijd minder waard worden. De afschrijvingskosten voor 1 jaar, kun je berekenen met de formule hiernaast.
Als er elk jaar hetzelfde wordt afgeschreven, heb je te maken met lineaire afschrijving. Als dit niet zo is, dan heb je te maken met degressieve afschrijving.
Winst en verlies
Op een winst- en verliesrekening zie je alle opbrengsten en kosten van een bedrijf in een bepaalde periode. De winst- en verliesrekening en de balans vormen samen de jaarrekening.
De brutowinst is de omzet min de inkoopwaarde van de omzet (totale inkoopprijs). De nettowinst is de totale winst, want dan zijn alle bedrijfskosten ervanaf gehaald.
Geen winst, geen verlies
Op het break-evenpunt wordt geen winst of verlies gemaakt. Op dit punt zijn de totale opbrengsten (TO) dus gelijk aan de totale kosten (TK). Je kunt deze berekenen met de formule hiernaast.