Naar alle leermiddelen

EC - H6 - TW3

Een moeilijke keuze

De speltheorie is een wiskundige manier om keuzeproblemen op te lossen. Je zet de uitkomsten van de verschillende keuzes in een tabel (of matrix). Het gevangenendilemma is de bekendste vorm van speltheorie. Het dilemma gaat als volgt: 2 mannen zijn opgepakt voor een gewapende overval. Hun straf hangt af of ze zwijgen of bekennen, en wat de ander doet. Als de ander zwijgt, kun je het beste bekennen (dan ben je vrij i.p.v. 5 jaar cel). Als de ander bekent, kun je ook het beste bekennen (dan krijg je 5 jaar i.p.v. 10 jaar cel). Beide verdachten zullen dus tot de conclusie komen dat bekennen de beste optie is, en ze zullen dus beide 5 jaar cel krijgen, terwijl dit niet de best mogelijke optie was.

Bij een dominante strategie zal 1 speler altijd voor dezelfde optie kiezen. Alle dilemma’s waarbij de uitkomst niet de best mogelijke uitkomst is, zijn gevangenendilemma’s. Een voorbeeld hiervan is een prijzenoorlog: 1 winkel verlaagt de prijzen om meer klanten te krijgen. De andere winkel kan nu het beste ook de prijzen verlagen. Nu hebben beide winkels minder winst. Bij zelfbinding laat een bedrijf van tevoren weten wat ze doen bij een dilemma. Ze werken dus niet samen met anderen.

Verschillende goederen

Individuele goederen zijn verhandelbaar door de markt, zoals een zak chips in de supermarkt. Individuele goederen zijn uitsluitbaar: als je niet betaalt krijg je het goed niet. Ook zijn ze vaak rivaliserend: als iemand ze koopt, zijn ze voor een ander niet meer beschikbaar.

Collectieve goederen zijn goederen die door de overheid worden geproduceerd. Ze zijn niet- uitsluitbaar en ze zijn niet rivaliserend. Ook kun je collectieve goederen niet opsplitsen.

Quasi-collectieve goederen zijn individuele goederen, die wel door de overheid worden geproduceerd.

Verschillende belangen

Individueel belang is het door een persoon vooropstellen van het eigen belang. Als iedereen dit doet, leidt dat niet tot de beste uitkomst. Het collectieve belang leidt tot een optimale uitkomst, waarin het belang van alle betrokkenen samen tot een beslissing komt.

De collectieve sector houdt zich bezig met het produceren van collectieve goederen en diensten, terwijl de publieke sector zich bezighoudt met de individuele goederen en diensten. De collectieve sector bestaat uit de overheid, en de instellingen voor sociale zekerheid.

Bij een extern effect beïnvloedt de productie van een dienst of goed personen die er niets mee te maken hebben en er niet voor betalen. Dit effect kan positief zijn, zoals de aanleg van een bos. Dit effect is vaak negatief, zoals een luchthaven in de buurt.

Een nieuwe baan

In je arbeidsovereenkomst staat informatie over je nieuwe baan, en welke voorwaarden horen bij de baan. De primaire arbeidsvoorwaarden gaan over geld, zoals je salaris en reiskostenvergoeding. De secundaire arbeidsvoorwaarden gaan niet over geld, zoals je werkomstandigheden en vakantiedagen.

In een cao (collectieve arbeidsovereenkomst) staan afspraken tussen een vakbond (een organisatie voor werknemers) en een werkgeversorganisatie. Deze afspraken gaan vaak over voorwaarden als werkomstandigheden en salarissen. Als de overheid een cao algemeen verbindend maakt, dan geldt de cao voor alle werknemers in een branche (grote groep bedrijven, zoals de bouw of het onderwijs).

Bij meeliftgedrag krijgen werknemers die niet bij een vakbond zitten, en dus geen moeite en tijd bijdragen, wel de voordelen van een cao (als deze algemeen verbindend is).

Als de overheid, de vakbonden en de werkgeversorganisaties samen afspraken maken heet dit een Centraal Akkoord.