Naar alle leermiddelen

EC - H8 - TW4

Welvaart en productie

De welvaart is de mate waarin behoeften kunnen worden voldaan. Welvaart in enge zin gaat over de welvaart in geld. Welvaart in ruime zin gaat over alle welvaart, dus naast geld bijvoorbeeld ook gezondheid en leefomgeving.

Het bruto binnenlands product (bbp) is de omvang van alle productie binnen een land. Het bbp geeft de welvaart in enge zin aan. We spreken van economische groei als het bbp stijgt.

De productiefactoren zijn alle factoren die nodig zijn voor productie: kapitaal (goederen en geld), arbeid (werknemers), natuur (grondstoffen en vestingplaats) en ondernemerschap (efficiënt gebruik van alle factoren).

De productie kun je verdelen in 4 sectoren: de primaire of agrarische sector (landbouw en visserij), de secundaire of industriële sector (industrie en bouw), de tertiaire of commerciële sector (handel) en de quartaire of niet-commerciële sector (non-profit, zoals scholen).

Economische veranderingen

De gemiddelde groei van de economie over de lange termijn is de trend. De arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid producten die een arbeider in een bepaalde tijd kan maken. Structuur is verandering van de aanbodzijde van de economie op lange termijn. Conjunctuur is de verandering van de vraagzijde van de economie op korte termijn. Als het slechter gaat met de economie dan de trend, is er sprake van laagconjunctuur (veel werkloosheid, lage productie). Als het beter gaat met de economie, is er sprake van hoogconjunctuur (weinig werkloosheid, hoge productie).

Conjuncturele werkloosheid ontstaat door minder vraag. Structurele werkloosheid ontstaat door productieveranderingen, zoals robotisering.

Het nominale bbp is de waarde van geproduceerde goederen met de huidige prijzen. Het nominale bbp kan stijgen door prijsstijgingen (inflatie) en door meer productie. Het reële bbp is gecorrigeerd voor inflatie, en laat dus de veranderingen in productie zien. Je kunt de groei van het reële bbp berekenen met de formule hiernaast. Let op! Gebruik voor alle waardes indexcijfers!

De verdeling van welvaart

Een Lorenzcurve laat de verdeling van inkomen zien. De blauwe lijn in de figuur laat een gelijke verdeling zien. Geen enkel land heeft een gelijke verdeling. Curve A laat zien dat bijvoorbeeld 60% van de mensen slechts 40% van het geld hebben.

Het geld is dus niet gelijk verdeeld. In curve B is het geld nog slechter verdeeld. Daar heeft 60% van de mensen maar 20% van het geld.

De primaire inkomensverdeling geeft de inkomsten weer zonder overheidsingrijpen (zoals belastingen en toeslagen). De secundaire inkomensverdeling geeft de inkomensverdeling weer met overheidsingrijpen. De overheid kan inkomens nivelleren (gelijker maken) of denivelleren (ongelijker maken).

Nederland heeft een progressief belastingstelsel: hoe meer je verdient, hoe meer belasting je gaat betalen. Een progressief belastingstelsel is een vorm van nivelleren.

De loonbelasting in Nederland wordt berekend met een schijvensysteem. Elke schijf heeft een bepaald belastingspercentage. Je betaalt voor elk bedrag in een schijf het bijbehorende belastingspercentage. Over al het geld dat in schijf 1 past, betaal je het bijbehorende belastingspercentage. Als je meer geld hebt dan dat in schijf 1 past, betaal je in schijf 2, enz. Je hoeft de bedragen en percentages niet uit je hoofd te weten.

Rekenvoorbeeld: Mark verdient €34.000 per jaar. Hij betaalt over de eerste €19.981 van zijn inkomen 36,55% belasting (schijf 1). Hij moet nu nog €34.000 - €19.981 = €14.019 verdelen. In de volgende schijf (schijf 2) past €33.790 - €19.982 = €13.808. Hij betaalt over dit bedrag 40.8% belasting. De rest van zijn inkomen (€14.019 - €13.808 = €211) past in schijf 3. Hier betaalt hij ook 40.8% over.

Internationale handel

Nederland doet veel aan internationale handel: we importeren en exporteren veel naar het buitenland. Internationale handel is goed voor de wereldeconomie, omdat landen zich specialiseren, waardoor prijzen dalen.

De verschillende munteenheden noemen we valuta (zoals de euro en de dollar). De wisselkoers is de verhouding tussen valuta’s (zoals €1 = $3).

De internationale concurrentiepositie van een land geeft aan hoe aantrekkelijk is om handel te doen met dat land. Er spelen hier 3 factoren een rol: hoogte van de lonen, arbeidsproductiviteit en inflatie.