EN - H4 - TW2

Past simple, present perfect en past perfect

Meervoudsvormen

Sommige woorden in het Engels zijn meervoud, terwijl ze in het Nederlands enkelvoud zijn, zoals police, wages, surroundings, savings, stars, contents, glasses, trousers en scissors.

Bij woorden die uit twee gelijke helften bestaan (glasses, scissors) gebruik je pair(s) of na a en een telwoord.

Ook hebben sommige woorden in het Engels dezelfde vorm voor enkelvoud en meervoud, zoals nationaliteiten op -ese, sommige dieren, voertuigen op -craft, en sommige woorden op -s.

Direct en indirect speech

Direct speech geeft letterlijk aan wat iemand heeft gezegd (citeren). Indirect speech beschrijft wat iemand gezegd heeft.

“Do you like the swimming pool?” (Direct) He asked if ik liked the swimming pool. (Indirect)

Als je de indirect speech gebruikt, gebruik dan onderstande stappen:

• Begin de zin met bijvoorbeeld he said, they asked if, she told.

• Zet de zin in de juiste verleden tijd

• Pas verwijzingen aan: “I’m leaving tomorrow” → He told me he was leaving the next day.

Some and any

Some(-thing, -body, -where, -one) gebruik je in bevestigende zinnen, als je iets aanbiedt of als je verwacht dat het antwoord ja is: Someone must know it.

Any(-thing, -body, -where, -one) gebruik je in ontkennende zinnen, in bevestigende zinnen met ontkennende woorden en in andere vragen: Is anyone there?

Woordenlijst