EN - H5 - TW3

Grammatica

Present

• Present simple:
  Bij feiten en gewoontes: The sun sets in the west. / I usually read a book in the evening.

• Present continuous (to be + hele ww + -ing):
  Bij iets wat nu gebeurt en bij irritaties: Are you riding your bike? / I am always losing my stuff.

• Present perfect (to have + voltooid deelwoord):
  Bij iets uit het verleden wat nog steeds bezig is: I have lived here since 2013.
  Bij de nadruk op het resultaat van iets uit het verleden: I have lost my wallet, so I can’t pay!
  Bij iets uit het verleden, maar het is niet duidelijk wanneer: Have you ever seen him?
  Bij iets wat zojuist is gebeurd: I have just passed my test!

• Present perfect continuous (to have been + hele ww + -ing):
  Bij de nadruk op de tijd: I have been learning for ages!
  Bij de nadruk op het gevolg van iets uit het verleden: I am tired, because I have been running this morning!
  Let op! Je gebruikt de present perfect continuous alleen voor dingen die meerdere keren zijn gebeurd of een gewoonte zijn. Anders gebruik je de present perfect.

Gerund en infinitief

Je gebruikt de gerund (ww + -ing):

• Als zelfstandig naamwoord: Swimming is an amazing sport.

• Na een mening: I love swimming.

• Na to start, to begin, to continue en to stop: I started swimming when I was 11 years old.

• Na voorzetsels, zoals after, before en at: I always take a shower after swimming in the pool.

• Na it’s no use, it’s (not) worth, don’t mind, to look forward to: I don't mind paying for the swimming pool.

• Bij remember (in de context van “je iets herinneren”): I don’t remember swimming in this pool before.

Je gebruikt de infinitief (hele ww):

• Na werkwoorden over een wens, een verlangen, een verwachting of een bevel: I hope to see you soon! / I demand you to leave my property!

• In combinatie met would + werkwoord: I would like you to watch this video.

• Na to learn, to manage, to fail en to tend: We managed to learn every chapter of the book

• Bij remember (in de context van “iets onthouden”): You should remember to turn off the lights.

To let, to allow, to have en to make

• Je gebruikt allow (+ to) als actief toestemming geeft op een formele manier: My parents allowed me to go to the cinema.

• Je gebruikt let als je toestemming geeft op een informele manier (je laat het gebeuren): Let me try to fix your bike.

• Je gebruikt have als je iets regelt / ervoor zorgt dat iemand iets voor iemand doet: Have Petra fix your bike!

• Je gebruikt make als je iemand aanzet / dwingt om iets te doen: The teacher makes us do many excercises!

Woordenlijst