GS - 7.2 & 7.3
Na de oorlog
De relaties tussen Groot-Brittannië, de VS en de Sovjet-Unie werden steeds slechter aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Op de Potsdamconferentie maakte ze de volgende afspraken: (1) De Pools-Duitse grens verschoof naar het westen, en Oost-Polen werd bij de Sovjet-Unie gevoegd. (2) Duitstalige minderheden in Polen, Tsjechoslowakije en Hongarije moesten verhuizen naar Duitsland. (3) Duitsland werd verdeeld in 4 bezettingszones (VK, VS, USSR en FR beheerden allemaal 1 zone). (4) De opperbevelhebbers van de bezettingszones maken alle beslissingen unaniem.
Europa werd gesplitst in invloedssferen, waarbij de VS invloed had op West-Europa en de USSR op Oost-Europa. De invloed van de USSR in Oost-Europa werd er groot, en er kwamen veel communisten aan de macht. In reactie op dit “rode gevaar” koos de Amerikaanse president Truman voor steun aan vrije volkeren die werden aangevallen: de Trumandoctrine.
Doordat de Sovjet-Unie niet genoeg voedsel leverde, was er veel chaos in de andere bezettingszones. Het VK, de VS en Frankrijk voegden daarom hun bezettingszones in Duitsland samen. De VS steunde de wederopbouw van West-Europa ook met het Marshallplan. Om de Duitse economie verder te herstellen werd in de 3 samengevoegde zones een nieuwe munt ingevoerd: de Deutsche Mark. Dit was tegen afspraak 4 uit Potsdam, waardoor de Sovjet-Unie hier niet blij mee was.
Stalin probeerde West-Berlijn onder controle te krijgen door bevoorrading te blokkeren, maar de VS en het VK leverden voedsel met vliegtuigen.
Militaire blokvorming
De 3 samengevoegde zones werden 1 land: de Bondsrepubliek Duitsland (BRD). Dit deed Stalin ook voor zijn zone. Dit werd de Duitse Democratische Republiek (DDR).
Na de oorlog richtten de VS, Canada en 10 West-Europese landen de NAVO op, met als belangrijkste regel: een aanval op 1 van ons is een aanval op ons allemaal. 6 jaar later mocht ook de BRD zich aansluiten bij de NAVO. De USSR was hier niet blij mee, en richtte een eigen NAVO op: het Warschaupact. Hierin werkten juist landen als Polen, Hongarije, Roemenië en de Sovjet-Unie in samen.
Er ontstonden grote spanningen tussen deze blokken, want er waren nieuwe massavernietigingswapens beschikbaar: atoombommen.
Deze spanningen noemen we tegenwoordig de Koude Oorlog.
Russische beïnvloeding
De Sovjet-Unie wilde graag veel macht in Oost-Europa. Het gebied kon bijdragen aan de wederopbouw, en militair helpen tijdens een oorlog. Hierdoor werden Oost-Europese landen satellietstaten van de USSR: ze waren afhankelijk van Stalin. In veel Oost-Europese landen kwamen communistische partijen aan de macht (vaak met fraude). Ze bleven aan de macht door veel geweld te gebruiken en propaganda te gebruiken. Ook de geheime dienst, zoals de Stasi in de DDR, was belangrijk voor de macht. Veel mensen zaten in strafkampen, en er was veel terreur.
In 1953 overleed Stalin, waarna Nikita Chroesjtsjov aan de macht kwam. Hij beschuldigde Stalin van machtsmisbruik, persoonsverheerlijking en politieke, militaire en economische blunders. Deze kritiek was uniek voor de USSR. Veel elementen van Stalin werden verwijderd. Ook in de satellietstaten was er hoop voor een betere toekomst, zoals in Hongarije, waar studentendemonstraties ontstonden. Ze eiste eerst een afschaffing van het Russisch onderwijs, maar later ook persvrijheid en de afschaffing van de doodstraf.
De Hongaarse premier Imre Nagy kondigde in een toespraak aan dat er meer vrijheden zouden komen, en dat Hongarije uit het Warschaupact zou stappen. Dat ging Chroesjtsjov te ver, en hij viel Hongarije binnen. Bij deze actie kwamen 2700 Hongaren om het leven. De rust in Oost-Europa was van korte duur.
In 1964 werd Leonid Brezjnev de leider van de Sovjet-Unie. Toen in Tsjechoslowakije de leider een vrijer land wilde, sloeg hij dat met veel militair geweld af (Praagse Lente). Brezjnev liet duidelijk weten dat dit geen incident was. De Oost-Europese landen moesten naar hem luisteren. Dit werd bekend als de Brezjnevdoctrine.