NE - Lezen H3 + 4 - TW2
Argumentatie
Om een standpunt te onderbouwen, kun je argumenten gebruiken. Feitelijke argumenten zijn controleerbaar, en dus waar of niet waar. Waarderende argumenten zijn meningen, en dus niet controleerbaar.
Als je een standpunt met 1 argument onderbouwt, is het een enkelvoudige argumentatie.
Bij een nevenschikkende argumentatie zijn er meerdere argumenten. Bij een onderschikkende argumentatie onderbouw je een argument, met nog een argument. Bij een onder- en nevenschikkende argumentatie zijn er meerdere argumenten, en je onderbouwt (een) argument(en). Je kunt standpunten en argumenten in een blokschema zetten, waarbij het bovenste blok het standpunt is:
Tegenargumenten en weerleggingen
Een argument tegen je eigen standpunt is een tegenargument. Als je laat zien dat een tegenargument niet klopt, gebruik je een weerlegging, zoals in het betoog hieronder:
Scholen zouden om 9 uur moeten beginnen met de lessen (standpunt), want leerlingen zijn dan tijdens de eerste uren minder moe (argument), omdat ze kunnen langer slapen. Bovendien hebben leerlingen die lang moeten reizen, daar meer tijd voor (argument). Echter zouden leerlingen dan langer op school moeten blijven (tegenargument), maar door slim om te gaan met lesroosters, is dat niet nodig (weerlegging).