Naar alle leermiddelen

Maatschappijleer: Hoofdstuk 1 + Hoofdstuk 2 (Rechtsstaat)

De maatschappij

Waarden zijn principes die mensen belangrijk vinden in hun leven. Waarden lijden vaak tot bijbehorende gedragsregels: normen. Je spreekt van een maatschappelijk vraagstuk als het gevolgen heeft voor de samenleving, er sprake is van tegengestelde belangen en visies en als het alleen gemeenschappelijk is op te lossen. Vaak speelt de overheid (alle bestuurders, volksvertegenwoordigers en ambtenaren) hier een rol bij. Een belang is het voordeel dat iemand ergens bij heeft. Door het verschil in belangen kan een belangentegenstelling ontstaan. Een dilemma is in feite een keuze tussen 2 nadelen.
Macht is het vermogen om gedrag of denken van anderen te beïnvloeden. De manieren waarop iemand dit kan doen zijn machtsbronnen.
Sociale ongelijkheid is een ongelijke verdeling van kennis, geld en macht. Voor het goed functioneren van de samenleving is sociale cohesie (de mate van verbondenheid in de samenleving) noodzakelijk.

Informatie

Je gebruikt de informatie je die ontvangt om keuzes te maken. Desinformatie is onjuiste of misleidende informatie die wordt gemaakt om geld te verdienen, meningen te beïnvloeden of om een (groep) perso(o)n(en) te beschadigen. Er is dan ook sprake van manipulatie (het verdraaien of weglaten van feiten). De extreemste vorm hiervan is indoctrinatie: het langdurig, systematisch en dwingend opdringen van eenzijdige meningen met de bedoeling om deze kritiekloos over te laten nemen. Desinformatie en manipulatie kunnen bijdragen aan het ontstaan van complottheorieën. Volgens deze theorieën zijn sommige gebeurtenissen het resultaat van een samenzwering.
Door sociale media kan iedereen zowel een zender van informatie als een ontvanger van informatie zijn. Desinformatie kan in de huidige samenleving veel meer schade aanrichten, omdat veel mensen de berichten snel te zien krijgen en omdat de filterbubbel (mensen krijgen online alleen dingen te zien wat hun mening bevestigt) tegengeluiden tegenhoudt.
Hoe je waarneemt en oordeelt, heeft te maken met je referentiekader (alles wat je bezit aan kennis en ervaringen). Omdat dit voor iedereen anders is, spreek je van selectieve waarneming. Filterbubbels, selectieve waarnemingen, complottheorien en desinformatie kunnen een stereotype (vaststaand en generaliserend beeld van een groep mensen) maken of in stand houden.

Rechtsstaat

Een rechtsstaat is een staat waarin je als burger met grondrechten wordt beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur van de overheid. Deze bescherming bestaat niet in een autoritaire staat (waarbij de macht bij 1 persoon ligt). Nederland is bovendien een democratische rechtsstaat (met vrije verkiezingen). Nederland is ook een sociale rechtsstaat: er zijn wetten om de welvaart en het welzijn te bevorderen. In Nederland is er sprake van rechtszekerheid: je kunt erop rekenen dat rechten gerespecteerd worden, zowel door burgers als door de overheid.
Afspraken tussen mensen om in natuurlijke vrijheid en gelijkheid te kunnen leven noem je een sociaal contract. Deze afspraken zijn nodig om chaos te voorkomen.
De overheid heeft een geweldsmonopolie: de staat mag als enige geweld gebruiken. Dit geweldsmonopolie wordt beperkt door de wetten waar de overheid zich aan moet houden.
Er zijn 4 belangrijke grondbeginselen van de rechtsstaat:

Een verlichte dictatuur is een dictatuur waarbij de machthebber in zeker mate rekening houdt met het volk.

Grondwet

De grondwet is het fundament van de rechtsstaat. Nederland is een constitutionele monarchie: een koninkrijk met een grondwet. Vanaf 1848 werden er directe verkiezingen voor de Tweede Kamer ingevoerd. Dit waren echter geen vrije verkiezingen: alleen mannen die genoeg belasting betaalden mochten stemmen (censuskiesrecht).
Een nachtwakersstaat zet zich voornamelijk in voor de veiligheid van de burgers.
Klassieke grondrechten, zoals de vrijheid van godsdienst, zijn rechten die vrijheden en rechten van burgers vastleggen. Deze grondrechten zijn wel bij de rechter afdwingbaar.
Sociale grondrechten, zoals het recht op huisvesting en onderwijs, zijn rechten die de verantwoordelijkheid van de overheid laten zien. Sinds de invoering van de sociale grondrechten is Nederland een sociale rechtsstaat.
Grondrechten hebben een verticale werking (tussen burgers en de staat) en een horizontale werking (tussen burgers onderling).

Rechtszekerheid

Het legaliteitsbeginsel is een belangrijk fundament van de rechtsstaat. Volgens dit beginsel mag de overheid alleen vrijheden inperken als de rechtmatigheid van die beperking is vastgelegd in regels en wetten die door het parlement zijn aangenomen.
Het recht is het geheel van wetten en regels. De rechtsorde is zowel het geheel van rechtsregels en rechtsbeginselen als de manier waarop het recht georganiseerd is.
Er zijn een aantal belangrijke eisen voor de kwaliteit van wetten: ze zijn voor iedereen, ze zijn openbaar en begrijpelijk, ze stellen geen onmogelijke eisen, ze zijn niet met terugwerkende kracht toepasbaar, ze zijn niet onderling tegenstrijdig en de toepassing moet redelijk en zorgvuldig zijn.
Het legaliteitsbeginsel bestaat dus uit 2 kenmerken: al het overheidshandelen berust op wetgeving en de wetgeving voldoet aan de kwaliteitseisen.

De scheiding der machten

De trias politica is een ander belangrijk fundament van de rechtsstaat in Nederland. Volgens de trias politica zijn de wetgevende macht (wetten maken), de uitvoerende macht (wetten handhaven) en de rechterlijke macht (recht spreken) gescheiden.
De wetgevende macht maakt wetten, beslist over wetsvoorstellen en controleert de uitvoerende macht. De uitvoerende macht voert de wetten uit, geeft leiding aan ambtenaren en is verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur. De rechterlijke macht controleert of de uitvoerende macht zich aan de wet houdt en controleert de wetgevende macht.
Het systeem van checks and balances (de machten controleren elkaar en houden elkaar in balans) moet ervoor zorgen dat er binnen 1 macht geen machtsmisbruik plaatsvindt. In Nederland overlappen sommige machten. Zo kan de regering zelf wetten maken (wetgevende macht) maar ook handhaven (uitvoerende macht).
De macht van ambtenaren ligt ook in hun discretionaire bevoegdheid: de bevoegdheid om in sommige gevallen zelfstandig beslissingen te nemen over de toepassing van een wet. Als rechters zich laten vooroordelen door bijvoorbeeld sociale afkomst, spreek je van klassenjustitie. Rechters nemen in hun beslissingen niet alleen wetgeving mee: ze raadplegen ook de jurisprudentie (alle eerdere uitspraken van rechters).

Rechtsgebieden

Rechtszaken waarin 2 burgers tegenover elkaar staan, vallen onder het privaatrecht. Onder dit rechtsgebied vallen bijvoorbeeld ook het ondernemingsrecht of het vermogensrecht. Binnen het privaatrecht tellen rechtspersonen (stichtingen, bedrijven, enz.) ook als burgers.
Bij een rechtszaak binnen het privaatrecht gaat het om conflicten tussen de eiser (de persoon die de zaak aan de rechter voorlegt) en de gedaagde. Dit conflict heet een geschil.
De zaak begint met een dagvaarding: een mededeling van een rechtszaak. De beslissing van de rechter in deze zaak is het vonnis.
Een dwangsom is een boete voor het niet naleven van een straf. Een kort geding is een versnelde procedure voor spoedeisende zaken. Bij mediation proberen de betrokkenen met behulp van een onafhankelijke bemiddelaar hun conflict op te lossen.
Het publiekrecht draait om de verhoudingen tussen burgers en de overheid, zoals het strafrecht. Het bestuursrecht is aan de orde op bijna alle terreinen waarop de overheid actief is.

Strafrecht

Het strafrecht gaat over de manier waarop de overheid omgaat met burgers die de wet overtreden. Misdrijven zijn ernstige strafbare feiten, zoals moord of mishandeling. Overtredingen zijn minder ernstige strafbare feiten, zoals fietsen zonder licht, vandalisme of overlast.
Iemand is een verdachte als er een redelijk vermoeden is van schuld aan een misdrijf of overtreding. Je bent als verdachte van een strafbaar feitonschuldig tot het tegendeel is bewezen: het onschuldvermoeden. Bovendien heeft iedere verdachte recht op een advocaat, een eerlijke behandeling en een eerlijk proces. Er zijn een aantal belangrijke regels in het strafrecht:

Het Openbaar Ministerie brengt de verdachten voor de strafrechter. Het OM zorgt ervoor dat strafbare feiten worden opgespoord en dat de daders worden vervolgd.
De politie mag een verdachte laten stilstaan en vragen naar zijn identiteitsbewijs (staande houden). De politie kan iemand ook aanhouden (arresteren).
Tijdens een opsporingsonderzoek mag de politie dwangmiddelen (fouilleren, inbeslagname van bewijsmateriaal, staande houden, aanhouden) gebruiken. Als deze middelen grondrechten aantasten (het binnengaan van een woning, het afluisteren van telefoongesprekken, enz.) heeft de politie toestemming nodig van de officier van justitie.
Als de officier van justitie een zaak seponeert, besluit hij om niet verder te vervolgen.
Bij overtredingen kan de OvJ ook een transactie aanbieden. De verdachte gaat dan akkoord met een geldboete of taakstraf. Het OM kan (bij overtredingen) kiezen voor een strafbeschikking en zelf een straf opleggen (hierbij staat de schuld wel vast). De OvJ kan een verdachte ook vervolgen: voor de rechter brengen.
De eis bij een dagvaarding in het strafrecht heet een tenlastelegging.
Op de terechtzitting van de strafzaak hoort de rechter de getuigen en kijkt hij kritisch naar de bewijzen. Deze zitting bestaat altijd uit 7 dezelfde delen:

Soms is iemand niet strafbaar terwijl hij wel een strafbaar feit heeft gepleegd. Dit gebeurt op basis van een strafuitsluitingsgrond. Deze zijn in te delen in rechtvaardigingsgronden (dat een strafbaar feit niet strafbaar is) en schulduitsluitingsgrond (dat iemand niet schuldig is). De rechtvaardigingsgronden zijn:

De schulduitsluitingsgronden zijn:

Een vrijheidsstraf beperkt de (bewegins)vrijheid van een misdadiger. Een taakstraf is het verplicht doen van (nuttig) werk.
Naast de hoofdstraffen (gevangenis, boete, enz.) kunnen rechters ook een bijkomende straf opleggen (inname van het rijbewijs, stadionverbod, enz.).
Strafrechtelijke maatregelen zijn bedoeld om de schade van een misdrijf te herstellen, zoals het betalen van en schadevergoeding of tbs.
Een reden om misdadigers te straffen is bijvoorbeeld resocialisatie: het gedrag verbeteren. Andere redenen zijn wraak, afschrikking, voorkomen van eigen rechter spelen en beveiliging van de samenleving.
Jongeren tussen de 12 en 18 jaar vallen onder het jeugdstrafrecht. Voor jongeren tussen de 16 en de 23 jaar bepaalt de rechter in elk geval of de zaak onder het jeugdstrafrecht wordt behandeld of onder het normale strafrecht. Dit heet adolescentenstrafrecht.

Waarom plegen mensen misdaden?