Naar alle leermiddelen

Engelse taal en literatuur: Hoofdstuk 3

Grammatica

We krijgen geen grammatica-opgaven op de toets (wel woordenschatopgaven!), maar je moet wel de grammatica kunnen verwerken in de schrijfopdracht

The gerund

Een gerund is een werkwoord die als zelfstandig naamwoord wordt gebruikt. Je maakt de gerund door werkwoord + -ing.
Je gebruikt de gerund:

The future

Je kunt iets over de toekomst zeggen op verschillende manieren:

Future: will/shall Will/shall + werkwoord
  Iets gaat in de toekomst gebeuren Je denkt iets te gaan doen Na een wens, veronderstelling, belofte, aanbod of voorspelling
Future: present continous To be + ww + -ing
  Plannen of afspraken waarvoor al voorbereidingen zijn getroffen
Future: to be going to To be + going to
  Een bestaand plan Een duidelijke aanwijzing dat het gaat gebeuren
Future: present simple Hele werkwoord, bij he/she/it + -s
  Vaste tijden

The passive

De passive (lijdende vorm) maak je met een voltooid deelwoord en een vorm van to be. Je gebruikt de passive in de volgende gevallen:

Direct en indirect speech

Direct speech geeft letterlijk aan wat iemand heeft gezegd (citeren). Indirect speech beschrijft wat iemand gezegd heeft.
“Do you like the swimming pool?” (Direct) He asked if liked the swimming pool. (Indirect)
Bij het gebruik van de indirect speech moet je goed kijken naar de werkwoordstijden.

Present perfect continuous (Had been + ww + -ing)

Deze tijd geeft aan dat iets in het verleden te lang duurde.

Het schrijven van een brief (motivation letter)