Naar alle leermiddelen

Nederlandse taal en literatuur: Lezen

Tekstsoorten

Een uiteenzetting is bedoeld om te informeren. Er wordt informatie gegeven over een bepaald onderwerp, met veel feiten en voorbeelden.
Een betoog is bedoeld om te overtuigen. De auteur wil dat de lezer zijn mening overneemt. De tekst bevat argumenten.
Een beschouwing is bedoeld om te opiniëren. De auteur wil dat de lezer een eigen mening over een bepaald onderwerp vormt. De tekst bevat bijvoorbeeld voor- en nadelen, uitleg van deskundigen enz.

Leesmethodes

Deze stof komt naar alle waarschijnlijkheid niet terug op de toets
Als je een tekst goed wil begrijpen kun je gebruik maken van de volgende stappen.

Als je een tekst actief leest maak je bijvoorbeeld aantekeningen, markeer je woorden, zet je strepen enz.

Afbeeldingen

Schematische afbeeldingen, zoals diagrammen, infographics (combinatie van tekst, afbeeldingen, schema’s, …), pictogrammen enz., worden gebruikt om de inhoud van een tekst te verduidelijken. Ze bevatten vaak een legenda.

Teksten vergelijken

Het is onduidelijk of deze stof terugkomt op de toets
Als je twee teksten over hetzelfde onderwerp wil vergelijken, kun je het volgende stappenplan gebruiken.

Herhaling

Een alinea is een aantal zinnen die bij elkaar horen omdat ze over hetzelfde gaan.
De context is de tekst rond een woord

Deelonderwerpen zijn verschillende aspecten (kanten, delen) van het onderwerp die in het middenstuk besproken worden

Een functiewoord is een woord waarmee je de functie van (een deel van) een alinea binnen een tekst kunt benoemen. Er zijn verschillende soorten functiewoorden:

De hoofdgedachte is één volledige zin die het belangrijkste samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt

Een informerende titel is een titel die aangeeft waar de tekst over gaat

De inleiding is het eerste deel van een tekst, bestaande uit één of enkele alinea’s. Een inleiding heeft twee functies:

De kernzin is de zin die de belangrijkste informatie van een alinea bevat

Er zijn verschillende leesstrategieën:

Het middenstuk is het tekstdeel tussen inleiding en slot, waarin de meeste informatie over het onderwerp staat

Een motiverende titel is een titel die de lezer nieuwsgierig maakt naar de tekst

Het onderwerp is/zijn een of meer woorden die aangeven waarover een tekst gaat

Signaalwoorden zijn woorden waaraan tekstverbanden te herkennen zijn

Het slot is het laatste deel van een tekst; bevat vaak een conclusie (de hoofdgedachte), een korte samenvatting, een aanbeveling (een advies), een aansluiting bij de inleiding en/of een toekomstverwachting

Het tekstdoel is datgene wat een schrijver met zijn tekst wil bereiken: amuseren, informeren, instrueren, overtuigen of activeren

Een tekstverband is een samenhang van woorden, zinnen en alinea’s binnen een tekst, te herkennen aan signaalwoorden; er bestaan verschillende tekstverbanden, zoals:

→ signaalwoorden: als (… dan), indien, mits, tenzij, wanneer

Tekststructuren

argumentatiestructuur  
inleiding stelling, standpunt (eventueel als vraag)
middenstuk argumenten voor de stelling tegenargumenten (+ weerlegging)
slot herhaling stelling (of beantwoording vraag)
aspectenstructuur  
inleiding onderwerp
middenstuk diverse aspecten van het onderwerp
slot samenvatting (maar niet altijd)
probleem-oplossingsstructuur  
inleiding probleem
middenstuk gevolgen (waardoor is het een probleem?) oorzaken oplossingen
slot de beste oplossing
verklaringsstructuur  
inleiding bepaald verschijnsel
middenstuk kenmerken / voorbeelden verklaring(en) / oorzaak/oorzaken / reden(en)
slot samenvatting of conclusie
verleden-heden(-toekomst)structuur  
inleiding onderwerp
middenstuk situatie vroeger situatie nu
slot conclusie of voorspelling over de toekomstige situatie
voor- en nadelenstructuur  
inleiding vraag of stelling
middenstuk voor- en nadelen
slot afweging en conclusie
vraag-antwoordstructuur  
inleiding vraag
middenstuk antwoord(en)
slot samenvatting of conclusie