Naar alle leermiddelen

Franse taal en literatuur: Hoofdstuk 5

Onregelmatige werkwoorden

  choisir (kiezen) devenir (worden) croire (geloven, denken) savoir (weten, kunnen)
présent je choisis je deviens je crois je sais
  tu choisis tu deviens tu crois tu sais
  il/elle/on choisit il/elle/on devient il/elle/on croit il/elle/on sait
  nous choisissons nous devenons nous croyons nous savons
  vous choisissez vous devenez vous croyez vous savez
  ils/elles choisissent ils/elles deviennent ils/elles croient ils/elles savent
passé composé j’ai choisi je suis devenu(e) j’ai cru j’ai su
imparfait je choisissais je devenais je croyais je savais
futur simple je choisirai je deviendrai je croirai je saurai
conditionnel je choisirais je deviendrais je croirais je saurais

De werkwoorden revenir (terugkomen), convenir (overeenkomen), venir (komen) en se souvenir (zich herinneren) vervoeg je op dezelfde manier als devenir.

Vragen

Je kunt op drie manieren een vraag stellen zonder vraagwoord.

Als est-ce que gevolgd wordt door een woord dat begint met een klinker of stomme h, dan verandert het in est-ce qu’.

Je kunt een vraagzin maken door het onderwerp en de persoonsvorm om te draaien. Dit noem je inversie. Er komt dan een koppelteken tussen.
Bij inversie met il, elle of on kunnen er twee klinkers na elkaar komen; in dat geval voeg je daar een t-tussen.
A-t-elle acheté un nouveau pull? (Heeft zij een nieuwe trui gekocht?)

Als het onderwerp geen persoonlijk voornaamwoord is, dan voeg je bij inversie een persoonlijk voornaamwoord toe aan de zin. Ta copine a des sœurs?; Inversie: Ta copine a-t-elle des sœurs?

De woorden wie en wat hebben een verschillende vertaling in het Frans. Hiervoor moet je kijken welke woordsoort wie of wat heeft.

  Onderwerp Lijdend voorwerp
Wie Qui Qui + inversie of Qui est-ce que
Wat Qu’est-ce qui Que / Qu’ + inversie of Qu’est-ce que
Wat + vorm van être + zelfstandig naamwoord Quel(le)(s)  

Woordvolgorde (l’ordre des mots)

De normale woordvolgorde in het Frans is:
tijds- / plaatsbepalingen - onderwerp - hele gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - tijds- / plaatsbepalingen.

In het Frans staan alle werkwoorden (het gezegde) meestal bij elkaar.

Hou daarnaast rekening met de volgende regels: